Compliance

ABN AMRO moet beëindiging verzekering corrigeren en kosten vergoeden na onterechte incassoaanpak

17 juli 2025

Op 11 juni 2025 heeft de Geschillencommissie van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) uitspraak gedaan in zaaknummer 2025-0458. De consument had de premies van zijn verzekeringen niet betaald, waarop ABN AMRO het verzekeringspakket heeft beëindigd. De consument stelt dat de verzekeraar zijn verzekeringen ten onrechte op grond van wanbetaling heeft beëindigd en dat hij onterecht als wanbetaler is geregistreerd. De centrale vraag in deze zaak is of de verzekeraar de verzekering terecht heeft beëindigd en correct heeft gehandeld bij het in rekening brengen van incassokosten.

De feiten

De consument had bij de verzekeraar een verzekeringspakket, bestaande uit een auto-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering. Vanwege premieachterstanden, ondanks meerdere herinneringen, trok de verzekeraar per brief van 4 augustus 2023 de dekking bij schade in en kondigde een mogelijke beëindiging van de verzekeringen aan. De consument betaalde op 9 augustus 2023 een deel van het openstaande bedrag, waarna de verzekeraar nog een restant van € 26,12 meldde. Ondanks een automatische incasso van de premie voor de periode van augustus tot en met september, werd de dekking per 31 augustus alsnog ingetrokken. Op 14 september volgde de formele beëindiging van het verzekeringspakket wegens wanbetaling.

De consument sloot hierna een autoverzekering af bij OHRA. Bij het indienen van een schadeclaim ontstonden complicaties, omdat bleek dat de consument als wanbetaler geregistreerd stond. Vervolgens diende hij een klacht in bij de verzekeraar over de beëindiging van zijn verzekeringspakket. De consument stelt dat hij het pakket op 28 augustus 2023 zelf heeft opgezegd en dat er op dat moment geen sprake meer was van wanbetaling. Hij ging ervan uit dat het resterende bedrag automatisch zou worden geïncasseerd. Om die reden vindt de consument dat de verzekeraar de verzekering ten onrechte heeft beëindigd, hem onterecht als wanbetaler heeft geregistreerd en deze informatie zonder toestemming heeft gedeeld met OHRA. Volgens de consument heeft dit tot financiële schade geleid en hij vordert daarom een schadevergoeding.

De verzekeraar stelt dat het verzekeringspakket op rechtsgeldige wijze is beëindigd, omdat volledige betaling uitbleef, ondanks herhaalde waarschuwingen aan de consument. Volgens de verzekeraar was het de verantwoordelijkheid van de consument om het resterende bedrag van € 26,12 tijdig te voldoen. De automatische incasso op 23 augustus had betrekking op een nieuwe premieperiode en stond los van de bestaande betalingsachterstand. Daarom is de verzekeraar van mening dat de registratie als wanbetaler terecht was en dat alle procedures en voorwaarden correct zijn gevolgd.

De beoordeling

De geschillencommissie heeft in deze zaak getoetst of de aanmaningen voldeden aan de wettelijke vereisten van 7:934 BW. Hierin staat dat er bij een premieachterstand pas tot beëindiging of schorsing mag worden overgegaan als de consument duidelijk en schriftelijk is aangemaand waarbij een respijttermijn van ten minste 14 dagen, ingaand de dag na de aanmaning, in acht moet worden genomen. Omdat de verzekeraar in de brief van 31 augustus 2023 niet expliciet vermeld dat de consument een wettelijke termijn van 14 dagen had om de betaling alsnog te voltooien, voldoet de aanmaning niet aan de wettelijke vereisten. Hierdoor is geoordeeld dat de verzekeraar de verzekering niet rechtsgeldig heeft beëindigd. Om  deze reden mocht de dekking niet worden ingetrokken en de verzekering niet worden beëindigd. De verzekeraar heeft dit gedurende de zitting erkend een aangeboden om de beëindiging aan te passen naar “met wederzijds goedvinden’’. Om deze reden vervallen andere punten van discussie zoals de registratie als wanbetaler en manier van communiceren. Wat betreft de schadevergoeding oordeelt de commissie dat de geclaimde autoschade van € 9.700,- buiten de reikwijdte van deze procedure valt, aangezien de verzekeraar OHRA daarbij betrokken is, maar geen partij is in dit geschil. Wel kent de commissie de consument een vergoeding toe voor juridische bijstand: € 200,- aan buitengerechtelijke kosten en € 800,- aan proceskosten. De commissie acht de klacht van de consument gegrond en wijst de  vorderingen gedeeltelijk toe.

Wat kan SVC voor u betekenen?

De uitspraak van het Kifid benadrukt hoe essentieel het is dat verzekeraars hun aanmaningsprocedures en polis beëindigingen juridisch correct uitvoeren. SVC ondersteunt verzekeraars bij het inrichten en toetsen van hun processen aan de hand van actuele wet- en regelgeving. Met expertise op het gebied van compliance, klantcommunicatie en polis administratie helpt SVC organisaties om risico’s te beheersen en klachten te voorkomen. Daarnaast biedt SVC een Kennisportal aan dat u kan ondersteunen bij het aantoonbaar voldoen aan de wettelijke eisen. Het biedt bovendien een duidelijke structuur voor een professioneel, zorgvuldig en klantgericht adviesproces. Als abonnee ontvangt u daarnaast onze nieuwsbrieven en krijgt u toegang tot onze helpdesk. Zo draagt SVC bij aan een zorgvuldige klantbehandeling, een sterkere juridische positie en het behoud van vertrouwen in uw organisatie. Wilt u meer weten? Neem dan vooral contact met ons op.

Support
Support op afstand

Bij SVC helpen wij u graag verder met support op afstand kunnen wij met u meekijken en u beter van dienst zijn. 

 

Vragen?

Neem contact met ons op.

Wij gebruiken cookies om uw ervaring te verbeteren!